“We hebben meer nodig dan doekjes tegen het bloeden.” Uitgebreid verslag van het Groot Zorgdebat

Ook de opkomst was groot op het Groot Zorgdebat van ACV Puls in Gentse Zebrastraat. Olivier Remy, de algemene coördinator van de non-profit, opende enthousiast de avond. Anticiperend op voorspelbare verkiezingsbeloftes, wees hij meteen op de olifant in de kamer: ‘de EU verwacht dat ons land 27 miljard euro gaat besparen, de grootste besparingsoperatie ooit, hoe gaan we dan de noodzakelijke investeringen in de zorg betalen?’

Want het was wel de premier van de Vivaldi-regering die tijdens het Belgische EU-voorzitterschap deze begrotingsgekte goedkeurde en daarvoor applaus kreeg van N-VA. Remy wees vervolgens op het grote democratische draagvlak bij de bevolking voor een vermogensbelasting en gooide daarmee een draadje uit naar de sprekers.

Maar toen moest het debat nog beginnen. Waar alvast geen discussie over is: de verschillende politieke gasten kwamen gedreven en met veel kennis van zaken op het podium. En ondanks hun meningsverschillen, getuigden ze van een authentieke bezorgdheid voor de toekomst van de zorg. De moderator, Xavier Taveirne, speelde professioneel kort op de bal, kapte zo vakkundig de vage praatjes af die politici al eens als rookwolk durven optrekken om daar dan in te kunnen verdwijnen als er lastige vragen komen.

Ideologisch waren er weinig verassingen. Liberalen zoeken de oplossing in efficiënter management en flexi-jobs. De overheid mag zich niet teveel moeien. Sociaaldemocraten wezen op het bredere plaatje: de ongelijkheid in de samenleving maakt mensen ziek. Solidariteit is nodig, als preventie. De christendemocraten zochten moedig het midden, de nuance tussen enerzijds en anderzijds. N-VA wou knallen met een communautair steekspel: verspilling kan je wegsaneren, te beginnen bij die verlieslatende Waalse ziekenhuizen! Groen koos de kaart van de leefbaarheid: zorghelden hebben ademruimte nodig, geef ze zorgkrediet. En pak de excessen in de supplementencultuur aan. PVDA voerde vurig oppositie, pareerde de beleidsspartijen voortdurend: ‘als je de problemen met flexi-jobs zo goed kent, waarom heb je dat dan als regeringspartij ingevoerd?’

Kwalitatieve zorg

Elk deel van het vierdelige debat begon met een met cri de coeur uit het werkveld. Verpleegkundige en tevens voorzitter van ACV Puls, Lut Cromphout, bracht een veelzeggende getuigenis. Op een avond klampte een oude man met een angstige blik haar aan, maar ze zou eerst snel haar ronde afwerken. Toen ze terugkeerde, bleek de arme man gestorven. Dat toont de ethische en psychologische druk op het personeel: de menselijke, kwalitatieve kant schiet erbij in als je als een machine checklists moet afdraven, in naam van de efficiëntiewinst. Mensen hebben nood aan babbels, geen slaappil.

Werkdruk eist zijn tol: de uitstroom is groot, sommigen kiezen als freelancer voor eigen gewin, sommigen berusten in hun lot. Dan worden patiënten pas in de namiddag gewassen, ontbreekt de tijd om bewoners ’s avonds nog dat potje pudding te brengen, krijg je ’s nachts geen hulp om naar het toilet te gaan. Want je hebt toch een pamper aan? Gelukkig vecht het meeste zorgpersoneel terug. Ze zijn woedend. Die witte woede houdt al decennia de zorg recht.

Wat de politici daaraan willen doen? Niet besparen, wél investeren. Daarover waren ze het allemaal eens. De ene wil wel meer investeren dan de andere, verder zou de uitdaging zitten in praktijkgericht sleutelen aan de organisatie van de zorg. Kathleen Depoorter van N-VA ziet de oplossing in een aangepaste taakverdeling. Er moeten meer zorgmedewerkers komen die de pudding wel kunnen brengen, zodat verplegend personeel dat niet moet doen. De partij ‘betreurt het dat het werk verdubbelt door al de extra administratie, maar die is nodig om de financiering correct te laten verlopen.’ De vrees is dan wel dat in het belang van de centen vooral de administratie netjes in orde is, maar de aandacht voor de patiënten zelf erbij inschiet.

Liesbet Sommen (CD&V) viseerde de prestatiefinanciering. Die leidt tot overconsumptie in de zorg: weg met al die extra ingrepen die vooral dienen om in inkomsten voor de instellingen te voorzien! Zo’n financiering wakkert ook een negatieve concurrentiestrijd tussen de voorzieningen aan. Inzetten op de basisfinanciering is de boodschap. Egbert Lachaert (Open VLD) wil vooral meer personeel vinden: instroom, bijvoorbeeld door gepensioneerden te activeren. Petra De Sutter (Groen) voegt eraan toe dat we uitstroom moeten vermijden door het personeel meer ademruimte te geven via zorgstelsels. Lise Vandecasteele (PVDA) wees erop dat de groeinorm die de liberalen vooropstellen te laag is. Want samen met de vergrijzing zal het aanbod van de zorg moeten groeien. Een te lage groeinorm komt dan simpelweg neer op besparen. Tina Van Havere (Vooruit), tenslotte, benadrukte dat de administratie is doorgeslagen. De prioriteit moet terug naar de zorg zelf. Middelen moeten naar de patiënten gaan, niet naar de artsen of aandeelhouders. Pak de supplementenzwendel aan!

Stop de commercialisering van de zorg

Als aanzet van het tweede deel, vertelde een journalist van De Morgen over hun onderzoek waaruit bleek dat al tweehonderd van de achthonderd woonzorgcentra commerciële spelers zijn. Dat aantal neemt toe, vanwege de lucratieve vastgoeddeals. Zo stroomt overheidsgeld weg naar speculanten die teren op de dure huur die voorzieningen betalen. Soms loopt dat op tot 25% van hun inkomsten. Door hun toenemende schaalgrootte krijgen vastgoedconglomeraten ook steeds meer macht. Met minder keuze en kwaliteit voor de zorgbehoevende tot gevolg.

Groen vindt deze commercialisering zorgelijk, investeren in de zorg moet winst voor de maatschappij opleveren. De Sutter wees ook op een ander gevaar: de toenemende sturing door zorgverzekeraars die gaan bepalen welke soort zorg ze terugbetalen, en voor wie. Rond dit thema moest Open VLD wel in de verdediging gaan: laat de zorg niet over aan de overheid, vermijdt politieke inmenging, omarm wat hij de meerwaarde van management noemt. Waarmee hij privaat management bedoelt. Lachaert kiest hier voor een sociaal-liberale koers: een sterke publieke sector is nodig, private spelers mogen niet de baas zijn. Want dan blijven hulpbehoevende mensen langer thuis zitten, de zorg is dan te duur.
De defensieve reactie van blauw gaf PVDA een vrije baan: kies consequent niet voor commerciële spelers, stop de vermarkting, het winstmodel past simpelweg niet in de zorg! Dan verhogen de prijzen en daalt de personeelsinzet. Soms tot 20% minder handen aan het bed. En dat weegt uiteraard op de kwaliteit. Liberalen willen onder het mom van privaat-publieke samenwerking vooral een sterke publieke sector zodat private spelers daarop kunnen verdienen. N-VA, vervolgens, zocht hier diplomatisch het ‘en-en’ verhaal op en wou het liever over transparantie en controle hebben, als oplossing. Daarmee kreeg Vooruit dan weer een voorzetje: de Vlaamse regering moet het beleid durven aanpakken, meer regie, Vlaanderen heeft een ‘Frank’ nodig!

CD&V, tenslotte, repliceerde fijntjes: het beleid besliste diezelfde dag dat er meer inspecteurs komen en er een verbod komt op winst maken op kap van de zorg. De vraag blijft evenwel wat het beleid dan onder ‘winst’ begrijpt. Als alternatief voor de commercialisering wees Sommen ook op het belang van het sociale ondernemerschap van het middenveld, met hun traditie aan ziekenfondsen, huisapotheken, enzovoort. Die opereren ook autonoom maar zijn wel maatschappelijk verankerd, wat deontologisch een wezenlijk verschil maakt.

Zorg voor de zorg

Opgejaagd wild. Zo voelen de zorgwerkers zich, dat getuigden kinesiste Katty en verpleegkundige Iris. We werken gehaast, want we willen efficiënt zijn, niet te duur. Het ritme ligt hoog, steeds meer patiënten per uur. Wie zich wat ziek voelt, gaat toch werken. Anders komen collega’s in de problemen. En door dat gebrek aan zelfzorg riskeer je langdurige ziekte. Daarin zit de onzekerheid: hoe hou je dit vol tot aan je pensioen? Er zijn acht ministers van gezondheidzorg, maar wij als verpleegkundige zouden niet efficiënt werken? Hoezo?

Zo’n opener kreeg Lachaert meteen op zo’n paard. ‘Je moet middelen wel goed gebruiken! Een zak geld beloven is gemakkelijk. Wees toch ook creatief in plaats van altijd maar naar geld van boven te vragen. Stop toch met lacherig te doen over efficiëntie!’ Uit de zaal volgde spontaan de reactie dat de middelen voor gehandicaptenzorg al tien jaar niet geïndexeerd zijn. Lachaert bond in en erkende dit als een terecht probleem. Liberalen zijn immers ook voor een groeinorm bovenop de index. Maar daarin moeten we niet overdrijven.

Groen wees erop dat nu al 10% van het personeel langdurig ziek is. Dat zijn dus mensen die langer dan een jaar uitvallen. ‘De work/life balans zit helemaal fout. We moeten dringend de kwaliteit van het werk zelf verbeteren, leefbaar maken.’ Vooruit pikte aan: ‘er is ook nood aan coaching van de huisartsen, psychologische ondersteuning, het werk aantrekkelijker maken.’ PVDA bracht het debat terug scherp op het politieke spoor: ‘draai toch de besparing op het tijdskrediet terug!’ Dat kwam voor N-VA als een rode lap: ‘wie gaat dat betalen?’ Het probleem zit aldus Depoorter eerder in ‘het rigide systeem’. Meer flexibiliteit is nodig. Ook voor de werknemer.
Vooruit vervoegde de dans, volgde N-VA in de uithaal naar PVDA: die partij zou onrealistisch zijn. ‘Populisme’ als retorisch argument om de oppositiestem te smoren? Tijdskrediet zou niet ‘haalbaar’ zijn. Wie graag een geanimeerd debat wou, vond hier zijn gading: ‘Het enige wat niet haalbaar is’, pareerde Vandecasteele, ‘is werken tot uw 67ste!’ En voegde er nog aan toe: ‘er is geen natuurwet die zegt dat de 30-urenweek onmogelijk zou zijn.’

‘Politieke partijen doen wel beloftes, maar die blijven dode letter in regeringsprogramma’s?’, met die vraag blies de moderator het vuur nog aan. ‘Je zit helaas niet alleen in een regering’, antwoordde CD&V. Open VLD sloeg terug door voor een volle zaal ACV-ers te waarschuwen voor ‘de fabels van de vakbond’. Want ‘het is helemaal niet zo dat iedereen tot zijn 67 moeten werken.’ Inderdaad, Maggie De Block alvast niet, die kondigde recent aan dat ze op haar 62ste voltijds oma wordt. Je moet die keuzevrijheid wel hebben natuurlijk.

Personeelstekort, hoe pakken we dat aan?

Hoe personeelstekort aanpakken, daarover ging het slotdeel. Als intro wees Zorgambassadeur Candice De Windt op de nadelen van woordgebruik als ‘zorginfarct’ of ‘ouderenzorg als gevangenissen’. Die paniekberichten jagen mensen weg, motiveren alleszins niet om voor zorgberoep te kiezen. Er is nood aan de ontwikkeling van strategieën om de uitstroom te vermijden, de instroom te verhogen.

‘Alvast niet via flexi-jobs’, aldus Vooruit. Want dat dient om pieken op te vangen, en in de zorg is het altijd piek.’ Flexwerk ondermijnt ook de sociale cohesie van bestaande arbeidsstatuten. Economische arbeidsmigratie kan een oplossing zijn, aldus Van Havere. ‘Niet om lonen te verlagen of mensen te vervangen.’ Taalvaardigheid is dan wel een uitdaging. CD&V verdedigde haar regeringsbeleid: de politiek creëerde het kader voor flexi-jobs, maar de sociale partners kunnen per sector zelf beslissen wat ze invoeren en hoe ze dat uitwerken. Arbeidsmigratie daarentegen, vond ze ‘doekjes voor het bloeden’. Wel een treffende beeldspraak in het kader van zorg en ziekenhuizen. De oplossing volgens Sommen? Opleiding.

N-VA ziet ook elders heil: meer psychische begeleiding tegen de toenemende agressie. Daarmee zet je natuurlijk wel in op symptoombestrijding. Groen vindt dat we ervoor moeten zorgen dat zorgwerkers terug trots zijn op hun beroep. Eerder dan lapwerk met flexwerkers, moeten we zorgjobs terug aantrekkelijker maken. De passie prikkelen. Via stages en betere loon- en arbeidsvoorwaarden. Het zalmsysteem kan hier een rolmodel zijn: met een positieve en leerrijke omgeving die je zelfvertrouwen en skills boost. Zo groei je, stroomopwaarts. PVDA legde vervolgens het belang van vaste zorgdiensten op tafel: meer ruimte en rust voor het eigen leven. Dat mag niet dienen als wachtkamer voor het werk.

Het laatste woord ging naar het Netwerk tegen armoede, die voegde nog een extra thema toe: de betaalbaarheid van de zorg, wat de toegang bemoeilijkt. Wie arm is, stelt zorg uit, weten we. De commercialisering verhoogt de drempel. Bijvoorbeeld, steeds meer tandartsen deconventionneren zich. Die privatisering zet zich door. Zijn die tandartsen nog deel van de zorg, of willen ze vooral zakendoen?
Laten we tot slot toch ook niet vergeten dat al of niet ziekzijn dikwijls samenvalt met de leefbaarheid van onze maatschappij. Als een samenleving op bepaalde vlakken ziek is, of zelfs zot, dan is ziekvallen eigenlijk een gezonde reactie. Zorgen voor de zorg betekent daarom ook: zorg dragen voor onze samenleving. Daar speelt de vakbond ook een belangrijke, progressieve en democratische rol in.